HABERMAS' THEORIE VAN HET COMMUNICATIEVE HANDELEN
De centrale stelling van Habermas luidt: maatschappijen vormen netwerken van communicatief handelen en communicatief handelen is erop gericht begrip tot stand te brengen. De communicatietheorie moet de structuren blootleggen, die kenmerkend zijn voor het vermogen deel te nemen aan communicatie. Het tot stand brengen van begrip analyseert Habermas in termen van taalhandelingen. Habermas stelt dat bij iedere taalhandeling die een actor verricht, tegelijkertijd een aanspraak gemaakt wordt op:
Taalhandelingen
Overdragen van informatie, het tot stand brengen van vertrouwen, en het tot stand brengen van normatieve overeenstemming gebeurt in de vorm van taalhandelingen.
Er zijn twee belangrijke groepen van taalhandelingen: constatieve en regulatieve
taalhandelingen
De aanspraken: geldigheid, waarheid, waarachtigheid en juistheid nader bekeken [p.118]
1. Begrijpelijkheid is verbonden met de linguïstische competentie.
2. waarheid: In iedere taalhandeling waarin iets beweerd wordt, zitten twee dingen opgesloten:
(a) de spreker laat weten dat hij, wat hij beweert voor waar houdt
(b) dit voor waar houden kan desgewenst gerechtvaardigd worden.
Verder geldt voor iedere taalhandeling, dat er een propositionele inhoud mee verbonden is, die de spreker voor waar houdt.
Van de zin: 'Ik beweer....' kan niet gezegd worden of ie waar is.
3. Juistheid: De aanspraak op juistheid kan duidelijk gemaakt worden aan de hand van regulatieve taalhandelingen. De juistheid van een taalhandeling kan uiteindelijk alleen gerechtvaardigd worden, door te verwijzen naar de juistheid van normen. "Ik veroordeel u hierbij tot 10 jaar celstraf....'
4. Waarachtigheid: communicatief handelen kan slechts doorgang vinden zolang de hoorder ervan overtuigd is dat de spreker inderdaad de intenties heeft die hij met zijn taalhandelingen tot uitdrukking brengt. Conclusie: De structuur van het communicatieve handelen: door de wederzijdse acceptatie van geldigheidsaanspraken komt een achtergrondconsensus tot stand, die het communicatieve handelen draagt. Indien de achtergrondconsensus ophoudt te bestaan dan vervalt de communicatie en zijn de genoemde twee mogelijkheden nog over om voort te gaan.
Door wederzijdse acceptatie van
geldigheidsaanspraken komt een achtergrondconsensus tot stand, die het
communicatieve handelen draagt.
Indien de achtergrondconsensus ophoudt te bestaan, kan het communicatief
handelen geen voortgang meer vinden. Dan moet in een theoretische of praktische
discussie een beslissing genomen worden over de geldigheid van de betreffende
aanspraak.
Objectiviteit en waarheid
Een feit is wat gegrond over een stand van zaken in de werkelijkheid gezegd kan
worden. Feiten beweer ik, ze zijn zelf geen stand van zaken in de werkelijkheid,
ander dan mijn bewering over iets anders.
Over de waarheid van uitspraken:
Deze staat vast totdat de waarheid van een uitspraak betwijfeld kan worden [p.128]. Dan is er een theoretische discussie nodig over de waarheid van de uitspraak.
Waarheid wordt vervolgens omschreven als een geldigheidsaanspraak waarover in een discussie op goede gronden overeenstemming is bereikt.
Hoe stel je echter vast of de overeenstemming op goede gronden is. Deze beslissing kan op zijn beurt niet weer van consensus afhangen. In discussies kan volgens Habermas overeenstemming bereikt worden op grond van 'dwang' die uitgeoefend wordt door de argumenten die ingebracht worden.
Conclusie: Waarheid is een geldigheidsaanspraak waarover in een theoretische discussie
op goede gronden overeenstemming is bereikt.
De 'dwang' houdt verband met de logica van de discussie. Dit is een pragmatische
logica, die de samenhang van argumentaties onderzoekt.
De ideale gesprekssituatie
De volgende stap is te formuleren waaraan een theoretische discussie moet voldoen opdat in ieder geval de mogelijkheid bestaat
tot een gefundeerde consensus te komen.
In de theoretische discussie zijn er vier stappen:
(a) thematisering van de geldigheidsaanspraken
(b) mogelijkheid tot argumenteren.
(c) het moet mogelijk zijn het gekozen taalsysteem te wijzigen
(d) bezinning moet mogelijk zijn
Een consensus die in een discussie tot stand is gekomen, is slechts dan een consensus op goede gronden, indien binnen die discussie de mogelijkheid bestond desgewenst alle vier de stadia van radicalisering te doorlopen. Hierop berust de consensus genererende kracht van de argumentatie.
Wanneer is er sprake van een discussie waarin aan al deze voorwaarden is voldaan? In een ideale gesprekssituatie.
De vier grondnormen voor een ideale gesprekssituatie:
1. gelijke kansen voor de potentiële gespreksdeelnemers om een discussie te beginnen
2. alles moet bekritiseerd kunnen worden
3. gelijke kansen voor representatieve handelingen
4. gelijke kansen voor regulatieve taalhandelingen
De praktische hypothese die met de anticipatie op de ideale gesprekssituatie gegeven is, betreft de mogelijke realisering van een machtsvrije samenleving.
Juistheid van normen
Zowel voor de waarheid van uitspraken als voor de juistheid van normen geldt hetzelfde criterium: een redelijk gefundeerde consensus.
De consensus wordt in principe bereikt op dezelfde manier als de consensus in het geval van waarheidsaanspraken.
Gold echter in de theoretische discussie de logische dwang van de argumenten, in de praktische discussie moeten we het principe van universaliasering toepassen. De veredelde versie van: wat gij niet wilt dat u geschied, doe dat ook een ander niet.
Ook in praktische discussies moet een stapsgewijze radicalisering van normatieve kritiek mogelijk zijn.